Kinderen gaan rekenen | Optellen tot 10 |
De rekenkijkwijzer
De rekenkijkwijzer
De lijst bevat twaalf rekengebieden, die onderling verband houden.
naam |
klas |
4. optellen tot 10 |
aantekeningen |
• Kan een kind verkort tellen 5 dropjes en 3 daarbij: telt het de dropjes (3) erbij (doortellen) of begint het weer van voren af aan te tellen? |
|
• Is er bij het doortellen sprake van startfouten Bijvoorbeeld: 5 stippen en 3 is 7 stippen (5, 6, 7). |
|
• Kan het kind optellen als één van de hoeveelheden wel bekend maar niet zichtbaar is Bijvoorbeeld: een dicht doosje, waar 4 dropjes (niet zichtbaar) inzitten en 2 losse dropjes ernaast |
|
• Herkent het kind een bepaalde structuur in een hoeveelheid Bijvoorbeeld: 4 wordt gezien als dubbel 2, 5 als 4 en 1 |
|
• Kan het kind werken met de symbolen die in het periodeonderwijs zijn aangereikt Bijvoorbeeld: pijlentaal, plusteken, symbolen die in de rekenmethode worden aangereikt. |
|
• Kan het kind een context omzetten in rekensymbolen Bijvoorbeeld: van rekenverhaal naar som. |
|
• En andersom: kan het kind bij een som een verhaal bedenken |
|
• Welke optelsommen tot 10 weet het kind meteen of vrijwel meteen; welke zijn geautomatiseerd |
|
• Bij welke sommen heeft het kind meer bedenktijd nodig |
|
• Welke oplossingsmethoden gebruikt het kind bij optellen Zie strategiekaart 3 |
Andere vorm? |
• Welke optelsommen tot de 10 maakt het kind fout |
|
• Op welk denkniveau rekent het kind de sommen uit Zie strategiekaart 1 |